Jules Tielens

home

Dit interview is geschreven door Nicolline van der Spek | Freelance schrijver | Inzetbaar voor: online copy * jaarverslagen * reizen/travel * interviews * achtergrondverhalen * SEO * commercieel * redactioneel * nieuwsbrieven –  contact?

Jules Tielens

Bied geen behandeling maar perspectief’

Jules Tielens is psychiater Bemoeizorg van het ReHabTeam van de GGZ Mentrum in Amsterdam. Met zijn fiets rijden hij en zijn team dagelijks door de stad. Zijn patiënten komt hij overal tegen. De meesten gebruiken, mede door hun ziekte, drugs en alcohol. Goede zorg, aldus de druk gebarende straatpsychiater van Amsterdam, is puntig, helder en kritisch. ‘Zeggen: ‘Mag ik even met je praten?’ is een bijzonder slechte opening. Je moet gelijk duidelijk zijn.’

In dit vak heb je altijd een doel. Anders denkt de ander: wat kom je doen? Het is ook essentieel. Je moet altijd een heldere rationale hebben waarom je met iemand een gesprek wil aanknopen. Zeggen: ‘Mag ik even met je praten?’ is een bijzonder slechte opening. Je moet helder zijn. Duidelijk. Je moet ook gelijk de spelregels uitleggen. Komen mensen bij jou voor zorg en zijn ze ordeelsbekwaam, dan zullen ze zich wel gewoon netjes moeten gedragen, dus geen middelvingers, niet gaan schelden of te laat komen.’

Wat bedoel je precies met ‘oordeelsbekwaam’?

Er is een verschil tussen oordeelsbekwaam en oordeelsonbekwaam. Dat moet je altijd als eerste uitzoeken als hulpverlener, of iemand oordeelsbekwaam is of niet. Iemand die oordeelsbekwaam is, snapt waar hij mee bezig is. Zo iemand kan een logische verklaring geven voor de ellende die hij aanricht. De man of vrouw heeft inzicht in zijn eigen problematiek en heeft in principe geen bemoeizorg nodig. Pas als iemand oordeelsonbekwaam is, geef je bemoeizorg.’

Dat gebeurt toch ook?

Wat ik merk is dat heel veel hulpverleners maar wat zwabberen. Dan nemen ze iemand in behandeling zonder goed argument. Men doet maar wat. Vervolgens raakt iedereen in de war. De familie wordt boos op ons en roept: ‘Waarom doen jullie niets?!’ Maar het is helemaal niet onze taak als iemand zich misdraagt en oordeelsbekwaam is om zich met hem te bemoeien. Binnen de bemoeizorg mag je je alleen bemoeien met mensen die oordeelsonbekwaam zijn. Als hulpverlener moet je dus altijd vooraf weten: zit mijn patiënt aan de kant van de oordeelsbekwamen of aan de kant van de oordeelsonbekwamen?’

Kun je voorbeelden geven?

Bij de groep oordeelsbekwamen zie je vaak mensen met persoonlijksstoornissen (antisociaalen of borderliners), en verslaafden. Mensen die door slechte omstandigheden slechte gewoonten hebben ontwikkeld, maar ze wel kunnen benoemen. Ze weten wat ze doen op het moment dat ze het op een zuipen zetten of hun vrouw slaan. Bij de groep oordeelsonbekwamen zie je veelal psychotische stoornissen, schizofrenie, ernstige zwakbegaafdheid, zeer ernstige depressies. Deze mensen hebben vaak geen benul van wat ze doen. Mensen met een psychose bijvoorbeeld. Deze mensen móet je helpen. Dat ben je als hulpverlener verplicht.’

Hoe grijp je in?

Dat kan op twee manieren. Is het gevaarlijk, dan ben je directief. Gevaarlijk wil zeggen dat iemand agressief is voor zijn omgeving of suïcidaal is. Je bent binnen de bemoeizorg ook directief als er sprake is van maatschappelijke teloorgang. Dan neem je zo iemand onder je arm en laat je hem opnemen. In alle andere gevallen probeer je mensen niet te dwingen maar te verleiden tot zorg. Dat doe door ze te lokken met praktische hulp: een uitkering, schuldsanering, een huis. We hebben hier bij Mentrum maatschappelijk werk, je kunt er terecht voor schuldsanering, huisvesting. Alles wat je maar kunt verzinnen om mensen aan je te binden, proberen we aan te bieden. Je moet patiënten verleiden met praktische hulp. Pas dan willen ze zaken met je doen.’

Waarom heb je het eigenlijk over ‘patiënten’ en niet over ‘cliënten’?

Ik verzet me tegen de term ‘cliënt’, omdat het hypocriet is. Bovendien is in het medische de term ‘patiënt’ helemaal geen vies woord, het is een heel net woord. En ‘patiënt’ geeft aan dat de relatie met de dokter niet altijd gelijkwaardig is. Dat geeft niets, zolang het maar respectvol blijft. Natuurlijk stigmatiseer je mensen door ze ‘patiënt’ te noemen, maar zolang ik merk dat dit stigma niet werkelijk wordt overwonnen, wil ik ook geen hypocriete taal uitslaan. Cliënten kunnen reclameren, zijn mondig. Dat zijn de mensen met wie ik werk helemaal niet. Er is geen enkele groep die zo’n slechte lobby heeft als psychotische mensen.’

Hoe benader je mensen?

Over het algemeen benader ik iedereen vrij open. Wel weet ik, afgaand op de voorinformatie die ik heb, altijd precies wie er tegenover me zit. Wanneer je geen voorinformatie hebt, neem je alles wat de patiënt je vertelt aan voor de absolute waarheid. Doe dus altijd een belrondje, zou ik willen adviseren. Verslaafden en antisocialen zijn als geen ander in staat, en dat zullen ze zelf als eerste bekennen, om Jan en Alleman tegenover elkaar uit te spelen. Gewin, dreiging, manipulatie. Het vindt allemaal plaats. De ander mag dus nooit het gevoel hebben dat hij met jou een spelletje kan spelen. Weet ik dat iemand een crimineel verleden heeft, dan vertel ik hem dat meteen bij het eerste contact. Ik zeg: ik weet uit voorinformatie dat u dit en dat hebt gedaan, lees: dus ga hier geen mooie verhalen ophangen. Ik leg hem ook van te voren uit dat als er iets voorvalt, ik zus en zo zal handelen. Ik leg uit waarom ik soms twee grote jongens bij me heb. Dat doe ik niet om hem te intimideren, maar vanwege zijn verleden. Soms haal ik er ook wel eens politie bij. Regel één is zorgen voor je eigen veiligheid. Mensen hoeven niet met een gestreken overhemd bij me te komen of met keurig gekamd haar, maar ze moeten zich wel aan de regels houden. Het grappige is dat mensen dat heel goed snappen. Met name de mensen die het nodig hebben, snappen dit heel goed. Met die mensen heb ik bijna geen agressie-incidenten. Duidelijk en uitnodigend. Dat moet je zijn in dit vak.’

Duidelijk en uitnodigend? Leg eens uit.

In de bemoeizorg moet je ervoor zorgen dat ze je uitnodigend bent.’

Hoe doe je dat?

Door altijd eerlijk te zijn, open en respectvol. Ik zeg misschien geen ‘meneer’ en ‘mevrouw’, maar ik dóe wel ‘meneer’ en ‘mevrouw’. Ik houd van deze mensen, ook al zijn het losers.’

Losers?

Het gaat om mensen die helemaal buiten de maatschappij zijn gevallen. Die lopen met een winkelwagentje door de straten te sjokken. Mensen die niet meekomen, vaak vanwege een ‘kapot’ hoofd. ‘Losers’ dus. Ja, niet voor mij. Ik bedoel het niet denigrerend. Nogmaals, ik houd van die mensen, alleen zijn het wel losers. Als: verliezers. Ik draai er nou eenmaal niet graag omheen.’

Dus om uitnodigend te zijn moet je open, eerlijk en respectvol zijn?

Natuurlijk moet je ook wel wat te bieden hebben om mensen aan je te binden. Gebruikers komen vaak pas in beweging als ze praktische hulp krijgen. Wat dat betreft gebruik ik graag de analogie van de ezel. Een ezel krijg je pas in beweging met een wortel ervoor en een stok erachter. Bij het Rehabteam Mentrum kunnen mensen internetten, bellen, ze kunnen hier douchen, we hebben kleding, ze krijgen hulp met praktische problemen, ze kunnen mee lunchen in de kantine. Het is hier aangenaam. Wij zijn ook vriendelijk tegen iedereen. Anderzijds moeten ze dan ook meedoen. Je mag het ook níet doen, maar dan zeg ik: zoek het dan lekker zelf uit. Gebruikers zijn geen lieverdjes, ze hebben de hulpverlening soms jarenlang gemanipuleerd met het verkrijgen van recepten. Sukkels! Dat is wat de gemiddelde verslaafde van hulpverleners vindt. Je hoeft als hulpverlener niet gelijk op je strepen te gaan staan, maar je moet wel duidelijk zijn. Ook over wát je precies te bieden hebt. Hoed je voor het doen van te snelle toezeggingen. Zo van: wij gaan jou een woning geven. De verslavingszorg is kampioen in het doen van onduidelijke beloftes. Dat is één ding. Een ander ding is: als je mensen wilt verleiden tot zorg, dan moet je ook daadwerkelijk iets in de aanbieding hebben. Dat verwijt ik de verslavingszorg: er is jarenlang veel te weinig geboden. Bied geen behandeling, bied perspectief. Dat doe je door te onderhandelen. Ik lever wat, jij levert wat. Bijvoorbeeld: ik lever jou een huis, maar jij laat jezelf onder bewind zetten en houdt je aan de regels.’

Waar is het menselijke aspect gebleven binnen de hulpverlening? Ik hoor je alleen maar vertellen over ‘regels’ en ‘onderhandelen…’?

Bij mensen met een persoonlijkheidsstoornis is het vaak in de vroege jeugd misgegaan. Ze hebben geen liefde gehad, althans niet voldoende. Ieder mens krijgt als het goed is in zijn vroege jeugd eerst te maken met liefde, daarna met regels. In ons geval, als hulpverlener, moet je bij dat laatste beginnen om bij dat eerste uit te komen. Je moet eerst de regels herstellen, pas daarna kun je iemand aardig vinden. Herstel je de regels niet als hulpverlener, dan kún je iemand niet eens aardig vinden. Als iemand je uitwoont en manipuleert, dan ben je als hulpverlener dolgelukkig als degene weer is opgehoepeld. En denk je dat de ander het niet ruikt dat jij hem niet mag! Mensen moeten het idee hebben dat je een reële kerel bent, pas dan kan er een vertrouwensband ontstaan, misschien zelfs wel iets van affectie. Sommige mensen ken ik al elf jaar. Toen ik ze voor het eerst zag, waren ze ernstig de weg kwijt. Nu verzorgen ze hier bij Mentrum de lunch. Mensen zien opknappen. Dat is de lol van de dokter.’

 

foto: Martijn de Vries

 

CONTACT, Mainline, 2010