Vakantie op een containerschip

Ik voelde me net Kuifje

In Montevideo ging schrijfster Threes Anna aan boord, in afwachting van de grote oversteek naar Afrika. Vijf weken een panorama van 360 graden met als leefwereld een kleine hut met een stapelbed en een bureautje. Dit alles op de twaalfde verdieping van de Grande Atlantico, een roestbak van jewelste, waarvan de motor maar liefst drie keer afsloeg. Terwijl het schip langzaam terugdreef naar Brazilië, bestreden de Filipijnen hun heimwee met karaoke. Ondertussen stond de kapitein op het punt de enige betalende passagier van boord te zetten omdat ze floot. Fluiten aan boord van een schip brengt ongeluk. Net als kraaien, bananen en vrouwen. Dat moet je maar weten. Threes Anna wist het niet. Door: Nicolline van der Spek. Foto: Nicolline van der Spek.

“Het allermooiste vind ik nog hoe ze de reis verkopen. Ze hebben een hele mooie brochure, ‘Cargo Holiday’, met daarin foto’s van bijvoorbeeld het Christusbeeld in Rio en de markt van Montevideo. In werkelijkheid zie je van de wereld helemaal niets. Je hopt van haven naar haven, maar je mag zelden van boord, want tijd is geld. Vanuit Rio steek je de oceaan over naar Afrika. Dan zit je zeven dagen non-stop op zee. Zonder internet, zonder radio en zonder televisie. Er is wel een flatscreen met DVD-speler, maar er zijn helemaal geen dvd’s, alleen maar lege doosjes, van vechtfilms voornamelijk. Je moet dus wel tegen eenzaamheid kunnen of zorgen dat je iets te doen hebt aan boord. Ik schreef er een boek. Zeeën van tijd.”
Threes Anna verveelt zich niet snel. Ze is negen jaar arstitiek leider geweest van het internationale theatergezelschap Dogtroep. Daarnaast maakt ze films en schrijft ze boeken. Tijdens haar ‘vrachtschip-vakantie’ voltooide ze haar roman Paradijsvogel. Daarvoor had ze net vijf maanden door Zuid-Amerika gezworven in haar Toyota Landcruiser. Die nam ze op de terugweg mee aan boord, als ‘handbagage’. Een spontaan idee.

Je moet wel tegen eenzaamheid kunnen.

Gele koorts
“Ik was tijdens mijn reis door Zuid-Amerika iemand tegengekomen die zijn auto op deze manier vervoerde, en dacht: dat ga ik ook doen. Op de heenweg had ik de auto in Hamburg meegegeven aan het schip. Dat leverde alleen maar stress op. Gedoe met grenspapieren, gewoon pure corruptie. Nu reed ik hem zelf het laadruim in.
Een voorwaarde om mee te mogen, bijna belangrijker dan een geldig paspoort, is een vaccinatie tegen gele koorts. Dat controleert de kapitein als eerste wanneer je aan boord gaat. Ik had alleen mijn inentingenboekje alleen niet bij me, dus ben ik in de Andes, op nota bene 4000 meter hoogte, speciaal naar een klein Chileens ziekenhuisje gegaan voor die inenting. Zat ik tussen allemaal Indianen in de wachtkamer.”

De kapitein vond mij een vervelend wicht

Etend cargo
“De kapitein vroeg bij het inschepen inderdaad als eerste naar mijn inenting tegen gele koorts. Pas daarna nam hij mijn paspoort in beslag. Dat krijg je pas weer terug wanneer je van boord gaat. Zo gaat dat. De kapitein is alleenheerser aan boord. Het schip is zijn land. Hij bepaalt de regels. Ik kon hem trouwens moeilijk verstaan, want hij kwam uit Bulgarije en sprak Engels zoals de Russiche boeven doen in James Bond-films. Bovendien had hij een overbeet.
Een kapitein kan je leven aan boord behoorlijk zuur maken. Dat heb ik aan den lijve ondervonden. Ik had te maken met een nogal bijgelovige kapitein. Fluiten aan boord is absoluut verboden. Dat trekt wind aan, foute wind, storm! Wist ik veel. Ik mag graag fluiten als ik vrolijk ben. Kom ik fluitend de mess binnengelopen om te eten, begint hij me toch te schelden. Ik dacht nog: dat doe je niet tegen een betalend passagier, maar hij wel. Voor hem was ik niet meer dan etend cargo, en ook nog eens een vrouw. Net als kraaien en bananen, brengen ook vrouwen aan boord van een schip ongeluk. Tot overmaat van ramp was ik ook nog eens met mijn rug naar de vaarrichting gaan staan op de brug. Schijnt ook ongeluk te brengen.”

De horizon wordt een cirkel.

Karaoke
“Gelukkig had ik de Filipijnse matrozen, met wie ik elke avond karaoke zong. Het hoofdvermaak aan boord. Wat me ontroerde waren de emoties bij die jongens. De meesten mochten na deze reis ein-de-lijk naar huis. Sommigen waren een jaar lang niet van boord geweest. De zee is groot, het schip inmens, maar de leefwereld van die jongens is maar heel klein. Ze zongen liedjes vol weemoed in het licht van miljoenen sterren, waarbij de tranen over hun wangen liepen.
Twee van die Filipijnse jongens gingen met me mee naar het centrum van Rio de Janeiro. Dat was de enige haven waar we van boord mochten. In totaal hadden we maar vier uur. Nou, voordat je dat haventerrein af bent, ben je al drie kwartier verder. Dan kom je aan bij een douanekantoortje, waar je in een krakkemikkige bus stapt die de havenarbeiders vervoert. Een gratis pendeldienst. Aan het einde van de haven hebben we een taxi gepakt naar het centrum, om toch iets van Rio te kunnen zien. Die jongens gingen naar McDonalds. Hilarisch achteraf.”

De kleur van het wateroppervlak verandert, de geur verandert, het geluid van de golven verandert.

Rustgevend
“Vanuit Rio steek je de oceaan over. Dan zit je zeven dagen continu op zee. Fabelachtig! De kleur van het wateroppervlak verandert, de geur verandert, het geluid van de golven verandert. En dan de vogels! Op een gegeven moment zijn ze allemaal verdwenen, tot ze na een paar dagen weer opduiken, en het schip gebruiken als drijvend eiland om even uit te puffen. Ik vond de oceaan fascinerend. Het grote deinen, dat alsmaar doorgaat, en overal horizon om je heen. De horizon wordt een cirkel. Zó rustgevend. Tot Afrika nadert, eerst Senegal, daarna Banjul, de hoofdstad van Gambia. Het hele schip wordt gebarricadeerd. Letterlijk. Voor alle openingen en gaten spannen ze prikkeldraad.”

Ze hebben zelfs een anti-piratenpop  aan boord. die wordt ingezet als ‘extra beveiliger.’

Panisch
“De bemanning is als de dood om naar Banjul te varen. Ten eerste zijn ze heel erg bang voor insluipers. Er wordt om die reden dan ook dag en nacht wachtgelopen. Ze hebben zelfs een anti-piratenpop aan boord, die wordt ingezet als ‘extra beveiliger’.
Het hele schip zit ook nog eens potdicht. Voor mij was het heel ingewikkeld om het schip binnen te komen. Dan moest ik eerst de kok bellen, die moest dan naar beneden komen, een hek losmaken en daarna nog een.
Behalve voor bootvluchtelingen zijn ze bang voor ziekten, zoals ebola. Het gaat in Banjul ook nog eens heel traag allemaal. Ben je in Rio in drie uur klaar met lossen, in Banjul lig je zomaar twee tot drie dagen in de haven. Even voor de beeldvorming: de haven van Banjul bestaat uit een steiger in een brede riviermond. Ons schip was het enige: een flatgebouw van 30 meter hoog. Ik keek uit over de hele stad.
Wat voornamelijk naar Banjul gaat zijn oude auto’s. Vierde-, vijfde-, tiendehands auto’s. In Nederland gaat een auto eerst naar Polen. Als de Pool hem niet meer wil, verkoopt hij de auto naar Senegal. Als Dakar hem niet meer wil, gaat de auto naar Gambia, want Gambia is een van de armste landen van de wereld. Daar wordt werkelijke alles wat oud is gedumpt, van televisies tot auto’s.”

Levensgevaarlijk om daar een beetje rond te dobberen.

Kuifje
“Over ‘oude wrakken’ gesproken. De Grande Atlantico mankeerde zelf ook nogal wat. De veertig zwemvesten waren allemaal anders, uit de schoorsteen dwarrelde roet dat overal aan bleef plakken en de motor sloeg tot drie keer af. Midden op de oceaan! Drijf je gewoon terug naar Brazilië. Aan de andere kant is het heel mooi als het gebeurt. Een schip is net een trein. Altijd geluid. Valt dat eeuwige bonken plotseling weg, dan hoor je de wind veel beter, en je dobbert ook echt. Ik vond het fascinerend. Ik voelde me de hele tijd Kuifje, en dacht: ik zit op een heel oud schip dat elk moment kan instorten en dan drijven we nog maanden rond op de oceaan. Heel romantisch eigenlijk. Alleen toen het de derde keer gebeurde, zaten we vlak voor het Kanaal. We waren net de Golf van Biskaje uit, dat heel druk vaarwater is. Levensgevaarlijk om daar een beetje rond te dobberen. Ik zou tot Hamburg meevaren, maar ik ben uiteindelijk in Londen de boot uitgereden. Ik was het zat en dacht: jongens, repareer gewoon je schip! Bovendien was ik uitgeschreven. Mijn boek was af.”