Patrick rijdt al meer dan tien jaar stad en land af op zoek naar oude fabrieken en vervallen gebouwen. De camera gaat standaard mee, want Urban Exploring is vooral een hobby van fotografen.
Tekst: Nicolline van der Spek; Foto: Patrick Beukelman.
“Het is natuurlijk illegaal wat we nu aan het doen zijn,” knipoogt Patrick, terwijl we samen oplopen naar een lege fabriek in Groningen. “We kunnen elk moment betrapt worden”, wrijft hij er nog even in. Ik ontwaar een cynisch lachje op zijn gezicht. Maar hij meent het wel! Onze superlezer heeft behalve een indrukwekkend portfolio aan foto’s een indrukwekkende collectie boetes verzameld in de afgelopen 10 jaar. Is een pand rijp voor de sloop, dan zullen niet veel mensen er een kijkje nemen. Ze rijden er zeker niet voor om. Patrick doet dit juist wel. Hij ziet in loslatend stucwerk een vorm van kunst. Vocht dat zich vanuit kruipruimtes een weg baant naar boven, aangezogen door nitraten, chloriden en andere zouten. Van die dorstige muren met grillige kringen. Hij rijdt er desnoods voor naar Frankrijk. Elke twee weken gaat hij op zoek naar een nieuwe locatie. Inmiddels heeft hij zo’n 400 locaties bezocht. De meeste foto’s plaatst hij op zijn website: www.urbanexploration.nl.
Laboratorium in een bos
De liefde is begonnen in 2005. Patrick liep ‘s nachts door het Waterloopbos in Flevoland. “Het was er pikkedonker, weet ik nog. Ik liep de wereld binnen van de dieren, die mij rustig mijn gang lieten gaan. Ik zag een vos, hoorde een uil en ontwaarde plotseling een paar hele grote panden. Ik ben naar binnen gelopen en op ontdekking gegaan. Het bleek het Waterloopkundig Laboratorium te zijn, waar wetenschappers in de jaren vijftig en zestig allerlei bouwwerken testten. Bij elke opdracht werd een proefopstelling op schaal in het bos gebouwd. Zo zijn in dit bos onder andere de Deltawerken ontworpen. Na afloop lieten de onderzoekers hun proefopstelling gewoon achter, waarop de natuur haar kans greep. Alles was weelderig begroeid. Het had iets magisch.”
Binnen zonder kloppen
We lopen ondertussen langs de achterkant van de fabriek, waar Patrick me naar een openstaande deur leidt. We hebben dus mazzel, al zou Patrick niets doen om de boel te slopen, uit respect voor de eigenaar en de locatie. Een belangrijke regel binnen Urban Exploring: ontwricht de boel niet om ergens binnen te komen. Gooi met andere woorden geen stenen door ruiten, maar ga gewoon op zoek naar een gat in een hek of in ons geval een openstaande deur.
Ben je wel eens betrapt? wil de sensatiejager in mij weten. Zeker weten. Patrick is zelfs een paar keer op heter daad betrapt. “De eerste keren ging ik me verstoppen als ik iemand hoorde aankomen. Moet je je voorstellen, komt er een beveiliger binnenlopen, ziet hij een jongen in een hoekje in elkaar gedoken zitten. Dat ziet er natuurlijk heel raar uit. Daar ben ik dus snel mee gestopt. Ik houd er nu gewoon rekening mee. Het is een kwestie van geluk hebben en hopen dat ze begrip hebben voor je ‘rare’ hobby, wat soms het geval is.Tja, en heb je pech, dan moet je niet piepen. Gewoon je proces verbaal afwachten en de boete betalen. Laatst nog: een boete van 150 euro.”
Roestige klinknagels
Voor de duidelijkheid: tegenover me staat 1 meter tachtig nuchterheid. “Natuurlijk is het spannend als je wordt betrapt, maar daar gaat het mij niet om. Echt. Er zijn jongens die het puur voor de kick doen. Het feit dat ze elk moment betrapt kunnen worden, geeft ze een enorme adrenalinekick. Mij boeit dat niet. Mij gaat het om de schoonheid van het verval. Dat wil ik in beeld brengen met mijn fotografie.”
We staan in een grote lege ruimte met rijzige ramen. Het licht blijft hangen op enorme machines en bolvormige reservoirs die bijna buitenaards aandoen. “Moet je die klinknagels zien”, zegt Patrick, terwijl hij zijn statief opstelt. “Die nagels zijn stuk voor stuk met de hand gemaakt. Dat zie je nergens meer.” Een ICT-man, leer ik later. Iemand die behalve in fotografie in techniek geïnteresseerd is. Energiecentrales, laboratoria, fabrieken. Wat gebeurde daar? Dat wil Patrick allemaal weten. “Ken je de Hoogovens in België ? Dat zijn oude metaalfabrieken, zo groot dat je dagen rond kan lopen zonder het zelfde te zien. Ik vind dat een van de mooiste locaties. Ik ben er ook al een paar keer geweest. Jammer genoeg is er inmiddels geen stukje koper meer te vinden. Dat is wel een nadeel. Dat er zo gejat wordt. Elke keer als je terug komt ziet het er anders uit.”
Oude grammofoon
Patrick zelf verplaatst nóg geen losliggende spijker, laat staan dat hij iets meejat. Verleiding genoeg. Hij komt wel eens in verlaten woonhuizen, waar de halve inboedel nog staat. Soms liggen er zelfs nog oude brieven en fotoalbums. Nergens aankomen, is zijn motto. Hij stelt zijn statief op, focust op een gebroken koffiekan of het spinrag rond een oude lamp, waar de zomerzon doorheen danst, en sluipt vervolgens op zijn tenen het pand weer uit. “Ik heb wel eens hele oude grammofoon zien staan in een huis. Zo’n apparaat met zo’n grote hoorn. Die heb ik dus ook gewoon laten staan. Waarom zou ik iets meenemen? Die spullen hebben daar jaren zo gestaan. Dat heeft juist zijn charme. Het is al heel wat als je ongevraagd ergens naar binnen gaat, maar neem je iets mee, dan wordt het ordinaire diefstal. Take nothing but pictures and leave nothing but footprints.”
‘Tsjernobyl is populair’
De locaties vindt hij door te kijken op Google Earth en door berichten uit te pluizen over oude industrieën. Is er ergens een fabriek geweest, die nu gesloten is, dan gaat hij er op de bonnefooi naartoe. Geen halve maatregelen; Patrick rijdt zo’n 60.000 km per jaar! Deels voor zijn werk, maar grotendeels voor zijn hobby. Zijn vakantiebestemmingen kiest hij er niet speciaal voor uit, want zijn vriendin is volgens Patrick minder gecharmeerd van zon, zee en roest. Zelf zou hij nog wel eens naar Japan willen. Daar heb je een totaal verlaten eilandje waar ooit een kolenmijn gevestigd was: Hashima, zo’n 15 km voor de kust van Nagasaki. Het spookt er. Schijnt. Al gelooft Patrick daar niet in. “De mijn was in bezit van Mitsubishi en gold als een van de dichtst bevolkte eilanden ter wereld. Toen de kolenmijn werd gesloten in 1974, werd door Mitsubishi gezegd dat er voor de eerste 500 mensen werk was die het eiland verlieten. Nou, binnen een uur was het hele eiland verlaten. Het eilandje heeft de vorm van een slagschip en staat vol lege flatgebouwen. James Bond’s Skyfall is er opgenomen. Nu staat alles er op instorten en mag je er absoluut niet naartoe. Waar je wel naartoe mag is Tsjernobyl. Je kunt er zelfs een huisje huren. De plek is erg populair bij urban explorers, maar mij lijkt het nu wat minder. Niet vanwege de straling. Als je nergens aankomt, schijnt er niet veel aan de hand te zijn. Het is me gewoon veel te commercieel. Te bekend ook.”
Dat laatste geldt eigenlijk ook voor de plek waar we nu zijn, bekent Patrick. We zijn in de voormalige strokartonfabriek, bekend van de film Zwart Boek van Paul Verhoeven. “Vroeger zou ik de fabriek op mijn website Het Verleden noemen, terwijl het De Toekomst heet. Maar de locatie is inmiddels zó bekend, dat het nauwelijks zin heeft er heel geheimzinnig over te doen.”
Bijna doodervaring
Vanaf de A7 is de steenrode fabriek, en dan met name de schoorsteen, al zichtbaar, maar om er te komen moet je langs iemands weiland lopen. Op de terugweg worden we opgewacht door een boer. Waarschijnlijk de eigenaar van het weiland. Zó!”, vraagt de man met een lichte dreiging in zijn stem, maar dat kan ook zijn Groningse accent zijn, “heeft u mooie foto’s kunnen maken?” Ik knik lafjes. “Nog binnen geweest?” vraagt de boer. “Eh… nee,” lieg ik. “Alleen buiten. Mooi hoor.”
Patrick is minder laf. Zo is het uitvoeren van zijn hobby niet ongevaarlijk, vertelt hij me op de valreep. “Je moet altijd goed opletten waar je loopt. Een balk die aan een paar rotte spijkers hangt, kan zo naar beneden storten. Ik let ook altijd op vloeren. Zijn vloeren verrot en totaal bemost, dan loop ik daar niet overheen. Toch kun je niet álles voor zijn. Zo heb ik een keer een bijna-doodervaring gehad. Ken je de oude Hoesch AG in Dortmund? Tussen de ene oven naar de andere oven was een metalen brug gespannen. Toen ik daar overheen liep, viel er een plaat onder me vandaan. Ik dacht: dit was het dan. Gelukkig zaten er nog een paar buizen onder, die die plaat opvingen, anders had mijn hobby hooguit een half jaar geduurd.”
Weer dat lachje.
Dit verhaal is verschenen in REIZ&magazine, 7/8 2017 – foto: handelsgebouw Antwerpen