Na Gauguin, Van Gogh en Picasso zou ik Jeroen Krabbé willen adviseren zijn rode Volvo te parkeren in Aix-en-Provence voor een kijkje in het atelier van misschien wel de allergrootste vernieuwer in de schilderkunst: Paul Cézanne (1839-1906), door Picasso ‘de vader van ons allen’ genoemd.
Tekst en foto’s: Nicolline van der Spek
Wie Cézanne zegt, zegt Aix-en-Provence: het elegante zusje van Avignon, dat door haar okeren gevels het hele jaar door de kleur van de zon aanneemt. Werk van de beroemdste bewoner is er helaas nergens te vinden. Destijds werd het werk van de grote vernieuwer gezien als broddelwerk: het leek wel of de potten dronken waren, waarin hij zijn appels had geschilderd. Ze stonden schots en scheef. De doeken hangen nu Washington, Londen, en inmiddels ook in Qatar. Het doek ‘De kaartspelers ’ werd in april 2011 privé verkocht door George Embiricos aan de staat Qatar voor 276.000.000 dollar. Tot 2015 was het het duurst verkochte schilderij ooit.
Montagne Sainte-Victoire
Voordat ik op zoek ga naar het atelier van de grote meester, strijk ik neer op een zonovergoten terras aan de Cours Mirabeau, de plek waar je sinds de 17de eeuw gezien wil worden. Vroeger flaneerde je hier langgerokt, nu met een klein trillend hondje in je armen, zo te zien. Grotere honden zijn ook erg populair met als favoriete uitlaatplek één van de 107 fonteinen van Aix. Daar zet je je buldog gewoon middenin, dan kan Coco lekker afkoelen. Tot aan de Tweede Wereldoorlog waren de fonteinen trouwens de drinkplaats van schapen, die dwars door de Mirabeau geleid werden, op weg naar de bergen. Eén van die bergen zou later wereldberoemd worden, omdat ze obsessief geschilderd is door Cézanne: Montagne Sainte-Victoire, ofwel de berg van heilige overwinning.
Provinciaaltje
Picasso noemde Cézanne later ‘de vader van ons allen’. Zelf leed hij aan een minderwaardigheidscomplex. Toen hij op een dag de schilder Monet ontmoette in Parijs, weigerde hij hem een hand te geven. “O nee, schud mijn hand niet”, zou hij hebben gezegd, “ik heb me een hele week niet gewassen.” Dat was zijn manier om te zeggen dat hij uit de Provence kwam. Hij schaamde zich voor zijn achtergrond. Wat stelde hij als ‘provinciaaltje’ nou helemaal voor naast de grote Monet?
Ook in zijn woonplaats had niemand een hoge pet van hem op. De museumdirecteur van Musée Garnet weigerde werk van de ‘broddelaar’ aan te kopen. De mensen zelf vonden hem maar een vreemde snuiter: kijk hem gaan met zijn schildersezel, is dat niet die rare Cézanne?
Lang hield Cézanne het trouwens niet uit in Parijs. Net als zijn jeugdvriend Emile Zola, die ook uit Aix kwam, had hij heimwee naar de Provençaalse zon. Zola bleef echter in Parijs, Cézanne keerde terug naar Aix.
Aix-en-Provence
Aix-en-Provence ligt 25 km ten noorden van Marseille, telt een kleine 150.00 inwoners, waarvan 40.000 studenten, en laat zich het beste wandelend ontdekken. Het oude centrum is grotendeels voetgangersgebied vol pleintjes, waaronder het fotogenieke Place Albertas, dat regelmatig opduikt in kostuumfilms, waaronder Cézanne et moi (2016), de film over de vriendschap tussen Zola en Cézanne.
Loop ook zeker even binnen bij kathedraal Saint-Sauveur. Hier hangt een magistraal drieluik uit 1475 van Nicolas Froment, dat net zo goed in het Louvre had kunnen hangen of het Prado in Madrid, naast Jeroen Bosch.
Aix-en-Provence stad wordt ook wel Klein Parijs genoemd. Die bijnaam dankt het aan een paar dingen. Aix heeft dezelfde aristocratische uitstraling als Parijs. Daarnaast heeft Aix voor een kleine provinciestad opvallend veel grote en dure winkels, denk aan Hermes en een heuse Apple Store. Tot slot kan Musée Granet tippen aan welk museum in Parijs dan ook. Ze hebben er alles, van Renoir en Monet tot Kandinsky. Wie een Cézanne zoekt in Aix, komt bedrogen uit.
Atelier
De enige echte Cézanne in Aix is het grijs in zijn atelier. Hij schilderde de muren eigenhandig. Naar verluidt zou hij weken naar de juiste kleur grijs hebben gezocht. Na een kleine vijftien minuten lopen vanuit het centrum sta je voor de deur van zijn oude atelier. Al zijn spullen staan er nog. Alsof hij even verf halen is in de stad, en elk moment kan terugkomen.
Ik zie hem ijsberen, zuchtend naar buiten lopend, denkend over die ene penseelstreek. Stiekem zou je hem wel op zijn schouder willen tikken en influisteren dat voor zijn werk later miljoenen wordt betaald. Het zou hem waarschijnlijk niet eens interesseren. Het licht was voor hem obsessie, al het andere was bijzaak. Zelfs zijn vrouw deerde hem niet. Haar enige talent, aldus Cézanne, deelde ze met een appel: ze kon uren stilzitten.