Verzamelwoede

De Leidse hoogleraar Museums, Collections and Society Pieter ter Keurs doet onderzoek naar de herkomst van museale verzamelingen. Belangrijk bij teruggave van erfgoed. Maar Ter Keurs is vooral geïnteresseerd in de vraag waarom mensen verzamelen.

In het voorjaar verschijnt uw boek Verzamelen. Wat heeft u onderzocht?
“De psychologie van het verzamelen. Iedereen doet het in bepaalde mate, maar waarom? We weten dat verzamelen economische aspecten heeft, mensen willen er financieel beter van worden, maar het heeft ook culturele aspecten. Je ziet het overal om je heen. De drang tot bezit is des mens. Bij fanatieke verzamelaars zit er vaak een gevoel van gemis of verlies onder. Dat kan uit het verleden komen: een slechte relatie met een vader bijvoorbeeld. Dit gemis wordt dan gecompenseerd door het verzamelen van voorwerpen. Mensen leggen thuis een Wunderkammer aan vol mooie en bijzondere spullen, een eigen paradijs, waar ze zich veilig en prettig voelen.”

Bent u zelf een fanatieke verzamelaar?
“Ik heb die drive nooit zo gevoeld. Ik houd me er beroepsmatig mee bezig. In 1983 werkte ik als jonge onderzoeker bij het Museum voor Volkenkunde in Leiden. Daar kreeg ik het verzoek van de conservator om te gaan verzamelen. Zo ben ik me met verzamelen en collecties gaan bezighouden.”

Wat is de kracht van een voorwerp? Het is toch maar een stukje steen of hout?
“Een voorwerp kan allerlei gevoelens oproepen. Ik heb ooit op een rommelmarkt in Jakarta een beeldje gekocht dat helemaal onder het stof zat. Het bleek een beeldje te zijn van Tsjaikovski. Het staat nu bij me thuis. Telkens als ik het zie staan, hoor ik de muziek van Tsjaikovski. Mijn lievelingscomponist.”

Erfgoed verbindt mensen. Waardoor komt dat?
“Er zit vaak een verhaal aan vast, verzonnen of niet. De meeste zijn trouwens verzonnen. Maar door die verhalen gaan mensen zich identificeren met erfgoed. Het zorgt voor herkenning en sociale cohesie. Neem de Romeinse gouden helm, die in 1910 door een argeloze turfsteker werd gevonden in de modder van de Brabantse Peel en naar Leiden is gegaan. In 2010, precies honderd jaar later, wilden de inwoners van Helenaveen hun helm terug. Het was hun mythe. Hun geschiedenis. Het Rijksmuseum van Oudheden heeft hem toen een weekje uitgeleend. Het hele dorp was in feeststemming. Hun ridder was terug.”

Waarom is de helm niet in Helenaveen gebleven?
“Omdat hij destijds keurig is aangekocht, voor 1200 gulden om precies te zijn. In 1910 veel geld.”

Hoe kijkt u eigenlijk naar teruggave van erfgoed?
“Daar ben ik helemaal niet tegen. Alleen moet je wel eerst kijken naar de verzamelgeschiedenis. Van alle museale stukken is slechts een betrekkelijk klein percentage roofkunst. Maar als je dat zegt, word je al heel snel neergezet als conservatieveling die tegen teruggave is.”

Wat maakt kunst tot roofkunst?
“Dat heeft met de context te maken van het verkrijgen. Is een stuk verkregen tijdens een oorlog, dan is het veroveringskunst en dat geef je altijd terug. De Lombokschat bijvoorbeeld is duidelijk roof. Maar niet alles wat in de koloniale tijd is verzameld is roofkunst. Soms zijn stukken verkregen door uitruil van geschenken. In musea vind je ook veel nieuw gemaakte stukken: voorwerpen die en masse werden gemaakt om in Europa tentoongesteld te worden en waar ook gewoon voor betaald is. Dat is een hele andere verzamelgeschiedenis dan bijvoorbeeld de schedel van de Javamens. Bij het opgraven daarvan zijn vele dwangarbeiders betrokken geweest. Dan zit er een ethische kant aan vast en neig je naar teruggave.”

Gaan alle musea even goed om met de discussie rond teruggave van erfgoed?
“Dat wisselt. Er zijn nog altijd musea die erg krampachtig zijn. Die hoor ik dan zeggen: Ja, maar daar kunnen ze er niet goed voor zorgen. Maar dat is helemaal niet meer jouw verantwoordelijkheid. Het zijn hún spullen. Er zijn voorbeelden van Noord-Amerikaanse indianen die hun beelden terug wilden om ze ritueel te kunnen verbranden. Moet je dan ‘nee’ zeggen? Zij zeggen: die beelden horen helemaal niet in een depot. Dat is toen een internationale discussie geweest. Sommige beelden zijn teruggegaan, andere niet. Zelf heb ik ooit een masker verkregen in een dorp in Nieuw-Guinea. Ik mocht het alleen meekrijgen mits er een laag verf overheen ging, want eigenlijk had het vernietigd moeten worden na een ritueel. Nu was het ontdaan van zijn kracht, dus wat ik in hun ogen meekreeg was een lege huls. Daar kun je commentaar op hebben, zo’n verflaag, toch zonde, maar nogmaals: het zijn niet onze spullen.”

De roep om teruggave wordt luider, hoe verklaart u dat?
“Dat heeft verschillende oorzaken. Door internet weet iedereen veel beter waar de collecties zich bevinden. Daarnaast spelen de snelle veranderingen in de wereld een rol. Mensen worden onzeker en gaan op zoek naar hun eigen regionale geschiedenis. Regio’s worden ook steeds mondiger. Ook in de voormalige koloniën. Na de Tweede Wereldoorlog stond alles in het teken van het opbouwen van de eenheidsstaat. Dat waren moeizame decennia. Tegenwoordig hebben dorpen en provincies veel meer in de melk te brokkelen en dat merken we bij teruggavekwesties. In de jaren zeventig heeft Nederland bijvoorbeeld een belangrijk boeddhistisch beeld teruggegeven aan Indonesië. Het ging naar het Nationaal Museum in Jakarta. In Oost-Java zeggen ze nu: waarom Jakarta? Het beeld komt bij ons vandaan.”

Mengt u zich in teruggavekwesties?
“Ik zit regelmatig in commissies om de verzamelgeschiedenis van voorwerpen te onderzoeken. Hoe is het nou precies verkregen? Soms zijn er nog dagboeken en brieven te vinden van de mensen die erbij waren. Die bestuderen we dan.”

Wat voor inzichten levert uw onderzoek op naar erfgoed?
“Het zegt iets over hoe we ons verhouden tot objecten van buiten. Neem de komst van de Afrikaanse maskers, zo eind negentiende eeuw. Dat heeft nogal wat teweeg gebracht. We vonden ze eng, barbaars en wilden er niet naar kijken. Pas na de Eerste Wereldoorlog kantelde dat. De oorlog had laten zien dat de westerse mens nog veel barbaarser is.”

Leiden werkt samen met Delft en Rotterdam in het Centre for Global Heritage and Society. Wat is de meerwaarde van deze samenwerking?
“Elke universiteit brengt zijn eigen expertise mee. Delft is sterk in hard science. Daar zitten de laboratoria met scan- en meetapparatuur voor de bestudering van bijvoorbeeld oude verflagen. Leiden zorgt vanuit geesteswetenschappen voor duiding. Erfgoed is ook economie natuurlijk. Rotterdam houdt zich bezig met de bestudering van de kunsthandel, een belangrijk aspect bij onderzoek naar de herkomst van verzamelingen. Onderzoek naar de kunsthandel laat bijvoorbeeld zien dat onze verzamelingen vaak niet representatief zijn voor een bepaalde cultuur, maar slechts representatief voor het contact dat wij hadden met een bepaalde cultuur. Dat is een heel ander verhaal.”

Dit verhaal is gepubliceerd in Leidraad, nummer 1, 2023.