Aan de horizon van Hamburg verrijst een totaal nieuwe skyline met als pièce de résistance de Elbphilharmonie.
Niet iedereen is er blij mee.
Ik kom in gesprek met een ouder echtpaar. Het paar zit een tafeltje naast me te lunchen in een restaurantje waar iedereen in het zwart gekleed is.
“Wat vindt u van de opera?” vraagt de man.
Ik zeg dat ik het prachtig vind. Geen woord gelogen.
De vrouw, die tegenover de man zit, brandt het project volledig af.
Weet ik wel dat er tien jaar langer over gedaan is dan gepland en dat er aan de bouw meer advocaten hebben gewerkt dan bouwvakkers? Weet ik ook dat je voor het openingsconcert in januari geen kaartjes kan kopen, maar mee moet doen aan een loterij?
De man heeft kaartjes. “Ga je mee?” haast hij te vragen. Zijn vrouw wil niet.
Een splijtzwam, begrijp ik – die hele opera.
De vrouw doet een laatste poging: “Voor wat het gekost heeft, kun je de hele stad renoveren.”
Geld zat, denk ik. Hamburg heeft het hoogste bruto binnenlandse product van Duitsland. Vandaag al drie Porsches geteld.
“865 miljoen”, zucht de vrouw.
Ik verslik me bijna in mijn humus.
“Geen geld toch”, lacht de man: “Voor een prachtig nieuw symbool van de stad.”
Als hij afrekent geeft hij me snel nog even zijn visitekaartje. Mocht ik tijdens het openingsconcert in de buurt zijn: advocaat.