Nog voor het ontbijt vertrekken ze: D.H. Lawrence en Frieda Von Richthofen. De Duitse barones en moeder van drie kinderen is ongelukkig in de liefde, tot ze Lawrence ontmoet. Om het verleden definitief achter zich te laten, vertrekken ze naar Italië. Te voet. Mijn fantasie springt onmiddellijk op hol bij dit verhaal. We schrijven 1912. Een verboden liefde met in de hoofdrol een beginnend schrijver, blozend van perverse invallen voor zijn latere romans. Hij loopt in de felle Alpenzon aan de zij van een langgerokte Duitse barones. In totaal lopen ze 11 dagen door de bergen. Twee keer slapen ze in een hooiberg. In Trento nemen ze de trein naar Riva del Garda, dat toen nog tot Oostenrijk behoorde, maar volgens Lawrence ‘Italiaanser is dan een ijsjesverkoper’. Ze blijven er niet lang. Riva is te druk en te duur, vinden ze. Per stoomboot reizen ze af naar Gargnano, waar ze op 18 september arriveren en tot 11 april 1913 blijven in Villa Igeás op Via Coletta 44. Het huis staat er nog steeds.
‘Kijk’, zegt Richard Dury, en wijst naar de donkerbruine luiken op de eerste verdieping: ‘de slaapkamer.’ Zelden word je door een gids louter op een slaapkamer gewezen, maar in dit geval snap ik het wel. Hier gebeurde het, denk ik. Hier – achter deze luiken – lieten de ideeën voor Lady Chatterley’s Lover zich bevruchten, in de schoot van een vrouw, die nog geen ei kon bakken. Lawrence’s minnares slaapt graag uit, en leest zich door de ochtend heen. Lawrence daarentegen staat elke dag om acht uur op. Hij doet het huishouden en werkt aan zijn boeken, zo nu en terugkerend naar boven, waar zijn muze – gekust door de zon – in het kreukelige linnen vraagt of hij nog even naast haar komt liggen. Het boek dat ze aan het lezen was, valt niet veel later op de grond. Met een harde klap.