‘Kijk, dit is de wipstok’, zegt de molenaar. Ik ben in Buren, bij de imposante korenmolen uit 1716 van Michiel Romeyn. Althans daar lijkt de molenaar op. Rood geruit houthakkershemd, grijze haren langs de slapen.
‘Dat daar is Spruitbalk”, gaat Michiel Romeyn verder. ‘De Lange Spruitbalk.’ Er is dus ook een korte, denk ik, al luister ik niet goed. Vraag me dan ook niet waar nu precies het kikkertouw doorheen gaat of waarom de zeeg licht gekromd is en de molen vandaag voor de prins draait. Wat ik onthouden heb is dat de wieken bij een beetje wind (werkwind, aldus Romeyn) als een malle te keer gaan en snelheden tot wel 100 kilometer per uur kunnen halen. Bij windkracht 5 kraakt alles, aldus de molenaar. ‘Dat voel je door je bast heen.’