Roel van Duijn had me uitgenodigd zijn boekpresentatie op 9 november bij te wonen in het Verzetsmuseum in Amsterdam. Hij had 2,5 jaar hartstochtelijk gewerkt aan een biografie over Julia Op ten Noort. Volgens de schrijver de meest betekenisvolle nazivrouw die Nederland gekend heeft.
Ik kende Roel van Duijn nog niet zo lang. Ik had hem dit jaar per toeval ontmoet in tram 1. Hij sprak me aan op mijn witte handschoenen. Die droeg Chopin ook, zei hij. Pas bij het uitstappen, toen hij zijn naam zei, realiseerde ik me dat ik met de oprichter van Provo in de tram gezeten had. Wat heeft een Provo in godsnaam met een nazivrouw?
Tijdens de boekpresentatie kwam het antwoord: als voorvechter van de vrijheid, is het zaak je vijand te kennen. Zeker in deze tijd van herlevend fascisme met Poetin, Trump, Erdogan en nog zo wat foute mannen. Gaandeweg kwam het echte antwoord. Hij en Julia leken op elkaar. Ze hadden min of meer hetzelfde karakter en waren allebei utopisten, alleen hoefde er binnen Provo niemand dood.
‘Julia Op ten Noort was ophitsend, aantrekkelijk en creatief’, valt te lezen op de flaptekst. ‘Ze verbond zich met huid en haar aan twee niet te bevatten projecten van de nazi’s: de vernietiging van de Joden en tegelijkertijd de schepping van een nieuw, superieur geacht mensenras. In een geheime Lebensborn-kliniek zette ze haar eigen lichaam in om een raszuivere baby te baren: een zoon voor de Führer.’
Wie de vader was, blijft tot op de dag van vandaag een mysterie. Himmler werd lange tijd gesuggereerd. Geen onmogelijkheid. De mooie Julia verkeerde veelvuldig in hogere nazikringen en viel op dominante mannen in zwarte SS-uniformen. Nog een aanwijzing. Ze noemde haar zoon Heinrich. Zo heette Himmler ook. Cliffhanger: het loopt niet goed af met Hitlers superbaby. Julia zelf bevindt zich na de oorlog in een spirituele narcose, aldus Van Duijn. Na een ‘strafje’ van een jaar leidt ze in Duitsland allerlei spirituele bewegingen van macrobiotische aard.
Hij mocht haar wel, bekende Van Duijn op de avond in het Verzetsmuseum en voelde een zekere bewondering voor de bloedmooie BOM-moeder. Hedy D’Ancona, die het boek in ontvangst nam, leerde de oude Provo een lesje: ‘Zeg Roel, jij noemt Julia Op ten Noort een BOM-moeder, maar BOM-moeders zijn toch echt uit ander hout gesneden.’ De schrijver zelf stond er wat bedremmeld bij. Wel had hij volgens D’Ancona een prachtboek geschreven. Hij mocht zich wat haar betreft scharen in het rijtje grote biografen die Nederland telt. Ze noemde Onno Blom (Wolkers) en Annejet van der Zijl (Annie M.G. Smit).
Tijdens de nadronk raakte ik in gesprek met Simen de Jong, oud-kabouter en zelfverklaard zondagskind. Hij was ooit minister van Onderwijs, Opvoeding en Oppositie van de Oranjevrijstaat. Een geweldige tijd, getuige de pretogen van de oud-kabouter. Ik wilde weten waar de kabouters nu eigenlijk oppositie tegen voerden. Opperste verbazing: ‘Tegen het klootjesvolk natuurlijk!’
Daar reken ik mezelf ook altijd onder, maar dat durfde ik niet te zeggen in dit gezelschap van kabouters, Provo’s en oud PPR-leden.
Waar ken jíj Roel eigenlijk van? vroeg Simen de Jong belangstellend. ‘Van tram 1’, vertelde ik. ‘Roel sprak me aan. Ik droeg dezelfde witte handschoenen als Chopin.’
Mooi verhaal, vond De Jong. ‘Typisch Roel.’
Ondertussen is dezelfde Roel in de ban van een nazivrouw. Natuurlijk maakte hij geen schijn van kans. Zijn Julia, die koortsachtig zocht naar de hoogste staat van menselijk samenleven, viel op foute mannen, niet op kabouters.
Hij wilde haar drijfveren leren begrijpen, schrijft hij in zijn boek, ook om het actuele discriminerende denken beter te kunnen bestrijden. Een riskante onderneming, bekent hij, vanwege het gevaar van identificatie: wie een haai wil vangen, kan erdoor verslonden worden. Juist alle reden, wat mij betreft, om zijn boek te gaan lezen.
Een Zoon voor de Führer, Roel van Duijn, uitgeverij Boom.
Foto: Julia Op ten Noort (midden) als directrice van de Reichsschule für Mädel (foto: collectie NIOD).
Door: Nicolline van der Spek