Barcelona

Poble Sec was ooit een verloren volkswijk in Barcelona met cafetaria waar alles kleefde. Ze oogde als een mooi oud geworden dame met schorre stem, aan wier slordig gestifte lippen je wilde hangen. Een wijk vol verhalen over gewone mensen die gewone dingen meemaakten. Nu is ze beginnend hip.

Moet je niet willen, zou René van der Gijp zeggen.

Ik loop binnen bij de bakker. Elkaar verstaan doen we nauwelijks. Buiten dringt een slijptol via het slakkenhuis van mijn oor mijn schedel binnen.

‘Er wordt hier de laatste tijd heel veel gerenoveerd’, zucht de vrouw van de bakker. Samen met haar man runt ze al meer dan veertig jaar een piepklein bakkerszaakje in Calle Poete Cabanyes, waar gelukkig niets is veranderd. Ik vraag haar naar de sfeer in de wijk.

De vrouw lijkt mijn vraag niet te hebben gehoord. Of toch wel…Weer een zucht.

‘Vroeger’, begint de bakkersvrouw, zoals mensen van een zekere leeftijd graag over ‘vroeger’ verhalen, ‘was het hier veel rustiger.’

U vindt het nu te druk, begrijp ik?

Ze doet me een beetje aan Albert Mol denken. Een wat oudere en chagrijnige Albert Mol in een jurk. De bakkersvrouw maakt een wegwerpgebaar.

Ik moest maar eens gaan, en loop naar het dichtstbijzijnde pleintje om mijn croissant op te eten.

Niet veel later komt er een jongen naast me zitten, die in de verste verte niet op een Spanjaard lijkt. Net als Lionel Messi heeft hij zijn haar geblondeerd. Ik hoor opnieuw de echo van Gijp: Niet doen joh, gewoon nergens aan komen, dat is gewoon beter.

Zo is het. In Poble Sec moet alles gewoon lekker blijven kleven, zoals de Sagrada Familia de Onvoltooide moet blijven.