Ik praat met de 68-jarige slijter Aad van Driel achter in zijn zaak in de Prins Hendrikstraat. Hartje Zeeheldenkwartier, Den Haag. ‘Vroeger had ik nog haar’, zegt hij en tilt zijn pet op om te demonstreren hoe ze zijn verdwenen: zijn wilde haren. Hij heeft groots geleefd, biecht hij op. ‘Ik had de tweede Datsun 240Z in Nederland. Een sportwagen. Johan Curijff had de eerste.’ Aan elke vinger had hij minstens een paar vriendinnen, vertelt hij. ‘Ik kon heel goed tennissen,’ voegt hij eraan toe alsof dit alles verklaart. Een harde werker ook, deze Datsun-rijder en vrouwenliefhebber, die zijn geld opspaarde onder zijn matras. Pretogen. ‘Toen al had ik geen vertrouwen in de banken. Ik lag liever op mijn geld, dat voelde veiliger, en geloof me: het was niet weinig. Tot ik alles kwijt raakte. Op mijn dertigste was ik failliet. Met allemaal horecabaantjes moest ik weer van vooraf aan beginnen tot ik in 1989 deze zaak kocht.’
De business floreert. Van Driel is dan ook een echte zeeheld. Want echte zeehelden deinen mee met de golven. De golven van de conjunctuur. Dat doen alle mensen die hier wonen. Het Zeeheldenkwartier zit weer in de lift. Het is een populaire wijk. Het gaat economisch goed, er wonen leuke mensen (veel tweede leg, krijg ik verteld) en er zijn veel bijzondere winkeltjes bijgekomen. Maar zo is het niet altijd geweest, corrigeert Van Driel zichzelf. ‘Vroeger zat hier op de hoek discotheek De Tempel. Berucht. Altijd gedonder met politie.’