In Sevilla passeer ik bij toeval een dansschool in de volkswijk Macarena. De leraar draagt hakjes. Op die hakjes wijst hij zijn studenten op hun fouten, terwijl twee gitaristen de danseressen weten op te zwepen tot smartelijk stampvoeten. De symbiose van zang, dans en muziek wordt ‘duende’ genoemd, een vorm van extase die met gebalde vuisten binnendringt. De ziel van de flamenco.
Oorspronkelijk komt de flamenco trouwens helemaal niet uit Spanje. De dans is een paar eeuwen terug door zigeuners uit India meegenomen naar Andalusiƫ, waar de dans zich gaandeweg heeft ontwikkeld tot een waaier van rauwe zang, virtuoos gitaarspel en ritmisch klappen van de handen. Behalve trots is de flamenco elegant. Vooral de arm- en handgebaren vloeien prachtig in elkaar over. Een erfenis uit India.
Ik zou wel willen meedoen, maar ik durf niet. Ik geef mijn teenslippers de schuld. Zonder hakken kun je geen flamenco dansen. Diep van binnen weet ik beter: geen duende.