Inge heeft een bloemenwinkeltje in Overveen. Ik vraag of haar klantenkring uit kakkers bestaat en denk aan hoogblonde vrouwen in Mini Coopers. Overveen maakt immers deel uit van de Gouden Driehoek, bestaande uit Bloemendaal, Aerdenhout en dus Overveen. Hier woont rietgedekt Nederland. Oud Geld dat hockeyt achter zondoorstoofde duinen en luistert naar dubbele voornamen.
‘Valt reuze mee meid’, zegt Inge. Ondertussen duwt ze een roos onder mijn neus. ‘Hier, moet je ruiken….’
Terwijl ik het grote geluk inhaleer, verhaalt Inge over haar klanten die het maar niet kunnen geloven dat haar rozen echt zijn. Een Engelse Tea Rose Hybride, krijg ik uitgelegd, dubbelgevouwen.
‘Weet je wat laatst een klant tegen me zei?’
Inge legt de roos terug op een kastje en begint met geaffecteerde tongval één van haar klanten te imiteren: ‘Dat jij überhaupt nog rozen hebt staan in je tuin! De onze zijn allemaal aangevreten door de herten.’
Vind ik het geen kostelijk verhaal?
Dat vind ik.