Danny hoopte op een wonder

Het kan iedereen overkomen. Dat wil Danny graag kwijt in dit verhaal. Hij leidde het leven van een succesvol muzikant tot hij zich op een nacht terugvond in een speeltuintje. Dakloos. Slapen lukte niet, dromen wel. Danny Ferdinandus (61) wist dat het ooit weer goed zou komen. Dat moment is nu.

Op de plek waar hij woont, een kleine studio tegen de duinen van Noordwijk, zag hij vorige week zomaar ineens een hert in de tuin staan, vertelt Danny terwijl hij me voor gaat naar zijn woning. Hij is goed gekleed en heeft een bescheiden Rock a Billy kuif. De kuif kan hoger, maar Danny is voor een echte Elvis-kuif veel te netjes. Binnen tel ik in de gauwigheid twee gitaren, een orgel en een Marshall-versterker. In de hoek een bed, links een klein keukentje en achter een wandje dat als een harmonica opent: een ligbad. “Ik ben hier stik gelukkig,” gooit hij op. En dat is wel eens anders geweest. Danny Ferdinandus, the hardest working man in show business met tweehonderd optredens per jaar, sliep ooit op straat, waar hij met nog geen euro op zak en te trots om te bedelen hoopte op een wonder.

Shoarma
“Ik had op een gegeven moment zo’n honger. Toen zag ik een vrouw staan in een snackbar. Het was al laat. De vrouw huilde. Ik liep naar binnen en vroeg wat er scheelde. Dat ligt een beetje in mijn aard om mensen te helpen. De vrouw zei dat ze ruzie had met haar man. Die man liep op dat moment net voorbij. Ze liep de snackbar uit en rende hem achterna en gooide de twee broodjes shoarma die ze had besteld tegen zijn hoofd. Daarna liep ze door en zag ik het zakje van de snackbar met daarin de twee broodjes voor mijn voeten op de grond liggen. Toen ik dit verhaal later in de kerk vertelde, zeiden ze dat God dit soort dingen vaker doet.” Wonderen verrichten, denk ik, maar zijn kerkgangers zeiden wat anders: God heeft humor. Ik hoor het voor het eerst, maar Danny is overtuigd: “Mooi verhaal hè.”

Beddenzaak
Hij grossiert in dit soort verhalen. Wat hij zelf bijvoorbeeld heel erg humor vindt, en God vast ook, is dat zijn eerste baan na jaren dakloos te zijn geweest een baan bij een beddenzaak was. Met een grote grijns: “Dan heb je jaren gehunkerd naar een bed, sliep je in portieken en droomde je van een warm bedje, sta je bedden te verkopen. Ik was er nog goed in ook! Collega’s haalden er van alles bij als ze een bed wilden verkopen en hingen verhalen op over traagschuim en koudschuim. Als klanten aan mij vroegen of een bed goed was, dan zei ik alleen maar: heel goed. Dit is een heel goed bed. Kennelijk was ik heel overtuigend.” Danny lacht het uit. “Das toch humor!”

Soms sliep ik bij vrienden op de bank, andere keren sliep ik bij de opvang.

Valse start
Danny is altijd goed geluimd. Dat zit in zijn natuur. Knap na een valse start. Er hing vaak spanning in huis, zijn vader had losse handjes. De kleine Danny kon niet tegen ruzie en sliep op zijn elfde al ‘buiten’. “Dan liet een vriendje de deur van hun schuur open staan en kon ik daar slapen.” Zijn ouders wisten van niets. Danny zwijgt vaker. Dat hij dakloos was, wist ook niemand. Hij waste en scheerde zich bij Hotel Van der Valk. Liep van Scheveningen naar Delft om bij Ikea gratis koffie te kunnen drinken. En weer terug. “Overdag sliep ik op strand en ‘s nachts zwierf ik een beetje door de stad. Ik heb hele einden gelopen. En maar lopen.”

Ruzie
De zwarte periode, zoals Danny zijn zeven jaren van dakloosheid beschrijft, begon met een echtscheiding. “Mijn vrouw en ik kregen in 2000 een baby. We hadden daarvoor jaren samen opgetreden als succesvol combo. Op cruiseschepen en bij Holland Casino. We hebben echt heel goed verdiend. Maar ons kind bleek ziek te zijn. Diabetes. We konden minder optreden en kregen ruzie. Het werd een vechtscheiding en toen ben ik weggegaan. Dat was in 2004. Ik had niets meer. Als ZZP’er krijg je ook geen uitkering. Ik woonde toen nog in Breda en liep ‘s nachts naar het speeltuintje dat ik kende van mijn kind. Daar was zo’n huisje en dat gebruikte ik om in te slapen ‘s nachts. Later ben ik naar Den Haag gegaan. Ook weer rondgezworven. Soms sliep ik bij vrienden op de bank, andere keren sliep ik bij de opvang. Maar dan moest je uiteindelijk toch ook weer weg.”

We want more
Probleem: Danny durft niet zo snel om hulp te vragen. Toen hij dit wel deed, in 2011, ging het rap beter. Hij zit nu in de schuldsanering en leeft van 50 euro per week. “Ik rook en drink niet, dat scheelt.” Vrienden komen vaak een bordje mee eten in zijn Hof van Eden achter de duinen van Noordwijk en zijn altijd vol lof over zijn kookkunsten. Danny is een man met een gunfactor, hij heeft veel volgers op social media. En hij speelt weer gitaar. “Muziek is mijn medicijn.” Vaak gratis maakt hij liedjes voor anderen, en nog maar kort geleden heeft hij zijn eigen single uitgebracht: ik heb je lief.
“Weet je wat me laatst is overkomen? Ik ben gevraagd voor een talentenshow op televisie. Bij SBS6 willen ze me in We Want More, maar ik houd niet van talentenjachten. Ik kijk wel wat ik doe. Wel grappig, toch? Ze belden me op. We zouden het leuk vinden, zeiden ze als je auditie doet, want je hebt zo’n goed verhaal.”

Tekst en foto: Nicolline van der Spek.
Dit interview is gepubliceerd in het Straatjournaal, januari 2021.