‘We gaan deze kant op!’ gidst hoteldochter Beate Mangler. En weg is ze. Op haar sneeuwschoenen. Het bos in. Het beroemde bos van Roodkapje. Want hier – in het Zwarte Woud – lieten de gebroeders Grimm vele van hun sprookjes situeren, waaronder misschien wel hun beroemdste: Rotkäppchen.
De Romeinen noemden dit dichtbeboste middelgebergte ‘Silva Nigra’ (het ‘Donkere Woud’). De Duitsers zelf houden het op ‘Schwarzwald’. Zo genoemd vanwege de ondoordringbaarheid, het onheilspellende. Een landschap in grijstinten, dat zelfs als het regent betovert. Want dat doet het.
We ‘schneeschuhlaufen’ (Duits voor gevorderden) richting Jakobskreuz boven het hooggelegen dal van Todtnauberg. Daar stoppen we even… niet om bij te komen of voor het uitzicht, want de beloofde ‘Auflockerungen’ laten het flink afweten, maar vanwege sporen die Beate, in de sneeuw ontdekt. Ze denkt aan een vos, maar het kan ook een hert zijn. ‘Geen Wolf?’ grap ik nog. Roodkapje luistert niet. Ze is ‘leicht gestrest’ naar eigen zeggen. Net nu er een journaliste is, dreigt het Schwarzwalder ‘bruidskleed’ nat te regenen, en zie je geen hand voor ogen. In de verte liggen de Zwitserse Alpen (schijnt) en dat daar (waar precies..?) is Feldberg, met 1493 meter de hoogste berg van het Zwarte Woud. Regen op je trouwdag. Zo voelt het, maar mij krijgen ze niet klein. Kom, zeg ik tegen Beate, wie het eerste beneden is. Terwijl ik struikel over mijn sneeuwschoenen, is Beate al bij het huisje beneden. Laten we hopen dat ‘grootmoeder’ niet thuis is.