De 60-jarige Peter Kuiper is de vrijste vogel van Haarlem. Slapen doet hij in zijn busje. “De burgemeester weet ervan. Als het goed is.”
“Sunflower yellow, zou je kunnen zeggen. Een Volkswagen bus, waarvan ik de achterbank heb omgedraaid. Er ligt ook een matras in, maar die gebruik ik nooit. Te veel moeite. Wel heb ik een eigen voordeur, een schuifdeur.”
Het eerst grapje is gevallen.
Peter graaft vervolgens in de binnenzakken van zijn jas en legt van alles op tafel: een aantal verkreukelde folders, een brief van de Rabobank, een ansichtkaart van de Nationale Voorleesdagen, een bedankbrief van het Leger des Heils, wat gevonden voorwerpen, een uittreksel uit het geboorteregister en zijn paspoort. Daar ligt het, op tafel. Zijn leven.
“Kijk”, houdt hij een folder omhoog van het Coornhert-jaar. “Daar lijk ik op, vandaar mijn baard, die had Coornhert ook. Al word ik vaker nageroepen voor kerstman.”
Op de folder valt te lezen dat Dirck Volckertszoon Coornhert, samen met Frans Hals misschien wel de belangrijkste Haarlemmer ooit was, geboren in 1522, een multitalent, grafisch kunstenaar en taalvernieuwer. Verdomd, dat is Peter in een notendop. Peter maakt graag taalgrappen en is een puzzelaar. Ook is hij nieuwsgierig, elk apparaat moet open, een radio, een computer, kijken hoe het werkt. Hij heeft lange tijd in de belettering gewerkt voor bedrijfsauto’s en ramen. Nu zit hij zonder werk. En zonder huis.
Burgemeester
Zo net nog was hij in gesprek met een bode van het stadhuis. “Ze kennen me er allemaal. Ik kom er dagelijks, maar de burgemeester krijg ik niet te spreken. Ze zeggen telkens dat hij op de hoogte is, maar ik wil hem zo graag zelf vertellen hoe het zit.” Voor het eerst schemert er iets anders door dan een lach. Peters verhaal is complex en zit vol kronkelige bochten. Soms slaat hij een afslag over, maar altijd stopt het bij het mantelzorgen. Peters moeder overleed in 2018. Hij en zijn ouders hadden samen het huis gekocht, vertelt hij, maar er ging het een en ander mis met de bank. “Ik heb daar nog correspondentie van. Hier, een brief van de Rabobank. Inmiddels zit ik met duizenden euro’s schuld en slaap ik in een busje. De burgemeester weet ervan, als het goed is.”
De papieren gaan weer in de jaszakken. Dan, uit het niets: “Op een dag stond er vier man politie op de stoep en werd ik gesommeerd het ouderlijk huis te verlaten. Ze vertrouwden de betaling niet bij de bank.”
Hij haalt een rietje uit zijn jaszak en slurpt er zijn koffie mee op. “Ik heb altijd een rietje bij me, anders gaat er van alles in mijn baard zitten, eten, drinken. Dat moet je niet hebben. Een baard moet je keurig netjes bijhouden. Zeker als je huis (grote knipoog) op de Grote Markt staat. Het stadhuis. Jaja, daar woon ik.”
Ze vonden me niet geschikt om voor mijn moeder te zorgen… ik zou verward zijn
Vrije vogel
Peter maakt aan de lopende band grapjes. Toch schuilt er in de man die dagelijks op zijn fiets door Haarlem peddelt een tragisch verhaal dat zich met horten en stoten ontvouwt. “Mijn broers zie ik niet meer. Vroeger kwam ik veel bij ze over de vloer. Klusje hier, klusje daar. Ik ben handig. Opgeleid als automonteur. Mijn drie broers zijn allemaal uitgehuwelijkt. Getrouwd, foetsie. Die wonen niet meer thuis. Ik bleef voor mijn ouders zorgen. In 2011 overleed mijn vader. Uitbehandeld, zoals dat gaat. In 2018 overleed mijn moeder. Ze viel flauw en moest naar het ziekenhuis. Ik ging mee. Daarna is het allemaal heel raar gegaan. Ze vonden mij niet geschikt om voor moeder te zorgen, toen is mij de manteltaak afgenomen. Ik zou verward zijn.”
Straatraad
Peter is weer toe aan een lichte noot en wijst naar de button op zijn jas, dat een muzieknoot voorstelt. “Mooi toch, dat is ook een taal: muziek. En ik houd van taal.” Hij loopt naar zijn fiets, die hij ‘zijn rolstoel’ noemt. Die staat net als nu dagelijks op de Groenmarkt geparkeerd, want elke dag komt hij bij Stem in de Stad. Vindt hij onderweg iets wat hem nuttig lijkt, dan neemt hij het mee. Een paraplu bijvoorbeeld: “Ik heb hem achterop mijn fiets gemonteerd. Net een antenne. Dan kan iedereen me zien. Voetgangers waren er eerder, dus die hebben voorrang. Maar nog even over mijn leven… mijn vader was timmerman. Niet dat ik Jezus ben hoor, ik ging naar de Prinsenschool, een basisschool. Daar werd ik als prins opgeleid. Nee hoor, grapje. Ik heb lange tijd in de installatietechniek gewerkt. Daarna ging ik in de buitendienst. Nu ben ik meesterburger in opleiding, ik leer me te bekwamen in het burgerschap. En ik ben lid van de Straatraad. Eigenlijk ben ik zelfstandig ondernemer, maar ik kan op dit moment niet werken. Ze hebben namelijk ook al mijn gereedschap in beslag genomen. Er is in het kadaster gerommeld. Valsheid in geschrifte. Het klopt niet.”
Het wachten is op een grapje. Maar er komt geen grapje. Er valt een stilte. Daarna fietst hij weg, de vrijste vogel van Haarlem.
Dit verhaal is gepubliceerd in het Straatjournaal van september 2022
Tekst en foto: Nicolline van der Spek